Langs de kust

27 maart 2016 - Townsville, Australië

In de afgelopen 3 weken zijn we bijna 1400 kilometer verder naar het noorden gereisd. We zitten nu in Townsville, maar hebben daarvoor allerlei plaatsen bezocht en van alles gedaan. Toen we op zondag 6 maart aankwamen in Brisbane, bleek de eigenaar van de Airbnb net de dag ervoor verhuisd te zijn. Daar zaten we dan, zonder wifi, gas of warm water. Marit heeft heel creatief een ei gebakken in de magnetron en pasta met de waterkoker, maar we waren toch blij toen het gas het de volgende dag wél deed. De eerste drie dagen in Brisbane hebben we niet zo veel uitgevoerd. Net zoals in de eerdere weken werkte Marit ’s ochtends meestal aan haar studie. We hebben rustig door de stad gedwaald en in parken in de zon gelegen. Op woensdag hebben we een gratis rondleiding langs de historische gebouwen in de stad gedaan, een verademing na Surfers Paradise, waar alleen maar hoge wolkenkrabbers en moderne appartementencomplexen waren. Daarna zijn we naar de Streets Beach geweest, een kunstmatig strand in het midden van de stad, zonder golven en met zoet water. Eigenlijk gewoon een zwembad dus, maar Brisbane ligt niet aan zee dus ze moesten toch wat.

Op donderdag moesten we vroeg op, want we hadden een dag tour geboekt naar Moreton Island. Om precies 7 uur stonden we te wachten bij het hotel waarbij we opgehaald zouden worden. Helaas zijn Australiërs niet zo punctueel, en kwam de bus pas een half uur later opdagen. Het was drie kwartier rijden naar de haven, vanwaar we met de veerboot naar het eiland gingen. Eenmaal aangekomen op Moreton Island kregen we een wetsuit, flippers en een snorkel. Enkele tientallen meters voor de kust liggen de Tangalooma Wrecks, vijftien scheepswrakken die of deels of helemaal onder water liggen. Hier zijn we naartoe gezwommen en toen konden we prachtig snorkelen. Het was echt geweldig om langs en over de wrakken heen te drijven, terwijl naast en onder je honderden gekleurde vissen zwemmen. Het regende keihard, maar dat hadden we helemaal niet door, omdat we eigenlijk de hele tijd naar de prachtige wereld onder water zaten te kijken, en toen we weer bij het strand waren was het opgeklaard! Na het snorkelen gingen we in een doorzichtige kajak om de wrakken heen varen. Helaas kwamen we er pas in het water achter dat ons roer kapot was, dus het was voor ons extra zwaar om te kajakken en hebben we niet zo veel gezien van wat er onder onze kajak gebeurde. Na de lunch gingen we met een grote 4WD-bus het binnenland van Moreton Island in. De zandweg leek meer op een achtbaan dan op een weg, we werden de hele tijd flink heen en weer geschud, maar dat was eigenlijk ook wel weer lachen. We kwamen aan bij “The Desert”, een enorme zandvlakte met hele hoge, steile duinen. Hier gingen we sandboarden, op je buik met een plank van de duinen afglijden. Het ging ontzettend hard en het was super leuk om te doen. Het was zwaar om van beneden helemaal weer naar boven te lopen, maar het was zo leuk dat we het er wel voor over hadden om dat een paar keer te doen. Na weer een enorm hobbelig tocht terug naar het strand en een duik in de zee gingen we weer terug naar Brisbane. Wat wel leuk was, was dat heb eb was toen we terug gingen naar het vasteland. Hierdoor lagen de wrakken een stuk meer boven water dan tijdens het snorkelen, en kon je precies zien waar we overheen waren gezwommen.

De volgende dag waren we te moe om iets te doen, dus we hebben  uitgebreid met pannenkoeken ontbeten met onze Duitse huisgenoot en Marit heeft aan haar studie gewerkt. De volgende dag gingen we met diezelfde huisgenoot naar Mount Coo-Tha, een berg op zo’n drie kwartier rijden van Brisbane, van waaruit je een prachtig uitzicht had op de stad aan de ene kant en de bergen aan de andere kant. We hadden bijna de bus gemist, maar na een heel stuk rennen hebben we hem gelukkig net op tijd gehaald.

Op zondag gingen we met de bus naar Hervey Bay, zo’n 300 kilometer rijden vanaf Brisbane. Voor de kust van Hervey Bay ligt Fraser Island, het grootste zandeiland van de wereld. Fraser Island is gemiddeld 15 kilometer breed en 120 kilometer lang. Dit is naast een enorm land als Australië niet zo groot, maar wel als je je bedenkt dat het even ver is als van Deventer naar Amsterdam. Op Fraser Island zouden we drie dagen en drie nachten gaan verblijven. We moesten met de taxi naar de receptie op het vasteland, van waaruit we werden opgehaald om naar de veerboot te gaan. We hebben de taxi gedeeld met een Duits meisje dat net als ons net was aangekomen met de bus. Toen we de veerboot opliepen, besefte Wietske zich ineens dat ze haar cameratas, met daarin haar spiegelreflexcamera en onderwatercamera was vergeten. Ontzettend balen, maar op dat moment niets aan te doen. Helaas hebben we de camera nu nog steeds niet gevonden, dus iemand heeft hem waarschijnlijk meegenomen uit de bus.

Op maandag 14 maart begon de tour. In een enorme 4WD-bus gingen we 3 dagen lang over het eiland crossen onder leiding van onze gids Jarrad. Als eerste gingen we naar Lake Basin, een meertje in het midden van het eiland. Het was een heel zeldzaam meer, normaal gesproken neemt het zand het regenwater meteen op, maar door een laag bladeren en ander natuurlijk afval blijft het water liggen. Er bestaan maar 80 van deze meren op de hele wereld, en 40 daarvan zijn op Fraser Island te vinden. Daarna hebben we een tocht door het regenwoud gemaakt, terwijl het ondertussen – heel toepasselijk – keihard regende. Gelukkig was het prachtig weer toen we naar Lake McKenzie gingen, het grootste en mooiste regenwater meer. Het water was glashelder, en de eerste paar meter voordat de laag met natuurlijk afval begon, waardoor het regenwater blijft liggen, was felblauw. We hebben de hele middag gezond, gezwommen en beachvolleybal gespeeld en voor we het wisten was het tijd om weer terug te gaan.

Op de tweede dag van de tour zijn we eerst naar het strand aan de oostkust van het eiland gegaan. Wij verbleven aan de westkant, aan de kant van de kust, dus we zijn het hele eiland over gereden en daarna nog een enorm stuk over het strand. Het strand aan de oostkust van Fraser Island is officieel een snelweg, en er kunnen ook kleine vliegtuigen op landen en opstijgen. Omdat je niet in de zee mag zwemmen omdat er te veel dodelijke dieren in zitten, gingen we zwemmen in Eli Creek. Het water was ontzettend koud, maar het was super leuk om met een rubberen band vanaf het begin van het stroompje terug te drijven naar de zee. Na Eli Creek gingen we het wrak van de SS Maheno, een schip dat voor het grootste deel ligt begraven in het zand. Vervolgens gingen we naar Champagne Pools, de enige plek waar je wel in de zee mag zwemmen. Deze “zwembaden” werden door rotsen afgeschermd van de zee en zijn dus veilig genoeg om niet opgegeten te worden door haaien. De Champagne Pools danken hun naam aan de bubbeltjes die achterblijven als een golf de rotsen raakt, net zoals champagne. Hier hebben we gezwommen en gesnorkeld tussen de vissen. Daarna zijn we naar Indian Head geweest, een uitzichtpunt op zo’n 60 meter boven de zee. Het uitzicht was fenomenaal, prachtige stranden zo ver als je kunt kijken aan beide kanten, en in het binnenland enorme zandvlaktes. Na thee en koekjes op het strand was de dag alweer voorbij.

Op onze laatste dag op Fraser Island zijn we eerst naar Lake Birrabeen geweest, weer zo’n meer dat is gevormd door regenwater. Daar hebben we in de stromende regen stand up paddle boarding gedaan, waarbij je op een surfplank staat en vooruit komt door met een peddel te roeien. We waren er niet zo heel goed in, we kwamen niet echt vooruit en eindigden in het riet. Later kwamen we erachter dat we de surfplank verkeerd om hadden, met de vinnen aan de voorkant, dus dat verklaarde een hoop. Na Lake Birrabeen gingen we naar de Kirrar Sandblow, een enorme zandvlakte die ongeveer een kilometer lopen was van het strand. Onderweg er naartoe zagen we 2 dingo’s, een soort wolven die op het eiland leven, heel gaaf om in het wild te zien. Het regende nog steeds toen we aankwamen bij het begin van het wandelpad, dus we hebben van plastic vuilniszakken prachtige outfits gemaakt waardoor we droog bleven. Toen we eenmaal op een enorme duin stonden, liet de gids zien hoe je van het steile stuk van de duin af kon springen. In het begin was het eng, want als viel en naar beneden rolde was je dood, maar dat was eigenlijk onmogelijk, want zodra je neerkwam zat je tot je knieën in het zand. Heel leuk om te doen en uiteindelijk zaten we helemaal onder het zand. Toen was het helaas alweer tijd om terug te gaan naar het vasteland…

In de dagen daarna zaten we in een Airbnb in Hervey Bay. We hebben niet zo veel gedaan, omdat we moe waren van de afgelopen dagen en Wietske steeds ziek op bed lag. Marit heeft aan haar studie gewerkt en is nog met Jill, de vrouw van de Airbnb, naar het strand geweest, maar meer hebben we eigenlijk niet gedaan.

Op zaterdag 19 maart gingen we met de bus van Hervey Bay naar Agnes Water, zo’n 250 kilometer rijden. Daar kwamen we ’s avonds laat aan in de hostel. Op zondag hebben we de hele dag op het strand gelegen. Het was 35 graden, dus heel fijn om even af te koelen in de zee, ook al was het water zelf ook 27 graden. Ondanks dat we heel netjes in de schaduw van een boom zijn gaan liggen, zijn we toch verbrand, maar gelukkig niet zo erg als toen we een maand daarvoor naar Bondi Beach in Sydney gingen.

Op maandag zouden we om 10 uur ’s avonds met de nachtbus naar Airlie Beach gaan, maar daarvoor hadden we nog een aantal dingen gepland. Na te hebben uitgecheckt en onze spullen te hebben achtergelaten in de hostel, zijn we naar de surfschool gelopen. Hier was elke dag om 10 uur een surf les van zo’n 3 uur voor maar 17 dollar. Dit is ongeveer 12 euro, en zo’n goedkope les konden we natuurlijk niet laten schieten. We kregen dezelfde uitleg over surfen die we al 3x eerder hadden gehoord, maar eenmaal in het water ging het super goed! Ook al hadden we  zere armen van het vele peddelen, ’s middags werden we opgehaald om een paar uur te gaan kajakken. Dit was super leuk om te doen op open zee, zeker toen we recht over de enorme golven gingen. Het hoogtepunt was toch wel toen we op zo’n 20 meter van ons af dolfijnen uit de zee zagen springen! Aan het einde hebben we op een strandje met z'n allen wijn gedronken. De bedoeling was dat we naar de zonsondergang zouden gaan kijken, maar er waren te veel wolken dus konden we er niets van zien.

We gingen met de nachtbus naar Airlie Beach. Daar haalde Darren van de Airbnb ons ’s ochtends op. Hij heeft ons een beetje rondgereden door het dorpje, en ’s middags gingen we bij een vriend van hem, Robert, die heel goed kon koken, lunchen. Het was zonder twijfel de lekkerste en meest uitgebreide maaltijd die we in anderhalve maand hebben gehad, en het uitzicht vanuit het huis op het regenwoud en de zee was echt prachtig. Wietske had nog steeds haar spiegelreflexcamera nog niet terug, maar Darren is een fotograaf en ze mag een oude Nikon camera lenen voor de rest van de reis. We stonden even helemaal perplex toen hij dit aanbood, maar waren hem natuurlijk enorm dankbaar!

Op woensdag 23 maart bracht Darren ons naar de haven, vanwaar onze 2-daagse zeiltocht naar de Whitsunday Islands zou vertrekken. De Whitsundays, een eilandengroep van 74 eilanden met een aantal van de mooiste stranden van de wereld, is de reden dat mensen naar Airlie Beach komen. Onze zeilboot heette Siska, een aantal decennia geleden een hele goede raceboot, die over de hele wereld wedstrijden heeft gewonnen. Terwijl we naar de eilanden voeren, zat iedereen met z’n benen over de rand het prachtige uitzicht te bekijken. Overal eilanden van alle vormen en maten en een azuurblauwe zee, we snapten wel waarom dit zo’n populaire bestemming is. Als eerste gingen we naar het beroemdste strand van de Whitsundays: Whitehaven Beach. Dit is een van de witste stranden van de wereld, en staat op alle ansichtkaarten die je in dit gebied kan vinden. Na een korte wandeling door het bos kwamen we bij Hill Inlet, vanwaar we uitzicht hadden over de inham in het eiland waarin het strand gelegen is. Daarna hebben we de rest van de middag op een ander mooi strand liggen zonnen. Tijdens het zwemmen moest je een wetsuit aan, omdat er overal dodelijke kwallen zitten, maar gelukkig is niemand gestoken.

De volgende dag gingen we eerst naar een baai waar we over het kleurrijke koraalrif hebben gesnorkeld, wat echt ontzettend mooi en bijzonder was. Vervolgens gingen we naar een soort zandeilandje, waar we nog een keer hebben gesnorkeld bij het koraal en op zoek zijn gegaan naar schildpadden. Helaas hebben we er geen een gevonden, maar net toen we waren gaan liggen op het strand, zwom er ineens eentje langs de kust! Het was al veel te snel weer tijd om terug te gaan naar het vasteland. We konden gratis nog een nacht bij Darren verblijven in ruil voor een Nederlandse maaltijd, dus hebben we pannenkoeken voor hem gebakken.

Op Goede Vrijdag had Darren ons uitgenodigd om met Robert en zijn huisgenoten te gaan barbecueën op het strand. Het was een strand op zo’n uur rijden van Airlie Beach, waar geen enkele backpacker ooit uit zichzelf zal komen. Dat is het geweldige aan Airbnb, je ontmoet niet alleen maar andere Europeanen, maar ook locals, en maakt zo mee wat Australiërs doen op een vrije dag. We hebben gezwommen, gefrisbeed en heerlijk gegeten, en zijn daarna terug gegaan naar Roberts huis voor een gezellige avond. Een van de huisgenoten van Rob heeft ons ‘s avonds naar de hostel gebracht waar we die nacht zouden verblijven omdat Darren te ver heen was om nog fatsoenlijk te kunnen rijden.

Op zaterdag 26 maart zijn we ’s ochtends met de bus naar Townsville gegaan, waar we nu zijn. Sorry trouwens dat de kwaliteit van sommige foto’s wat minder is, het zijn screenshots van de GoPro, aangezien de camera kwijt was… Hopelijk hebben jullie genoten van onze avonturen tot nu toe en horen jullie snel wat we hier weer allemaal gaan meemaken!

Foto’s