Into the Outback

26 juli 2016 - Darwin, Australië

Het midden van Australië bestaat voor het grootste deel uit leegte. Leegte, rood zand, termietenhopen die soms meters hoog kunnen worden, en planten en eucalyptus bomen die weinig water nodig hebben, want de zee is duizenden kilometers ver weg en water valt hier in het "dry season" (april tot en met oktober) nauwelijks. Na vijf maanden langs de oostkust, zuidkust en westkust van Australië te hebben gereisd, was het nu tijd om het binnenland van dit enorme continent te gaan ontdekken.

We reisden in anderhalve week van het ene eind van Australië naar het andere. We reden ruim 4300 kilometer om van Adelaide in het zuiden naar Darwin in het noorden te komen, recht door het hart van Australië. Het was hier overduidelijk veel minder toeristisch dan aan de kust. De meeste mensen nemen niet de moeite om met de auto te gaan, en vliegen gewoon naar Alice Springs om Uluru te bezoeken. Soms kwamen we kilometers lang geen enkele auto tegen, alleen af en toe een wilde kameel, wild paard of een dode kangoeroe langs de weg. Soms moesten we stoppen voor een koe op de rijbaan, het land van de boeren is namelijk zo groot dat het veel te veel kost om overal hekken te bouwen. De grootste boerderij in Australië heeft dezelfde oppervlakte als België, en boeren zoeken hun vee met behulp van helikopters en slapen dan een nacht buiten omdat het te ver weg is om weer terug te gaan naar de boerderij.

Op 11 juli begon onze tocht door de Outback. In 5 maanden zijn we nog nooit zo ver van de zee verwijderd geweest. We namen de nachtbus van Adelaide naar Coober Pedy, ruim 850 kilometer rijden. Daar kwamen we na 11 uur in de bus de volgende dag om 5 uur 's ochtends aan. Coober Pedy is een klein maar bijzonder plaatsje. Het is de opaalhoofdstad van de wereld, en het woord "opal" schreeuwde ons dan ook van elk gebouw toe. Omdat het hier in de zomer zo ontzettend warm wordt, wonen de meeste mensen onder de grond. Veel kerken, hotels en restaurants bevinden zich ondergronds en ook wij hebben een nacht op 6,5 meter onder de grond doorgebracht. Omdat we nauwelijks hadden geslapen in de bus, brachten we de eerste uren in Coober Pedy in ons hol onder de grond door (er was niet eens een deur!). Heel raar, omdat het zo donker is, heb je geen idee hoe laat het is als je wakker wordt. In het dorp zelf is verder niet zo heel veel te beleven, er was een mijn en een uitzichtpunt maar verder is er niet veel meer dan rood zand te zien.

Op 13 juli namen we dus om 5 uur 's ochtends de bus naar Alice Springs, met 30.000 inwoners na Darwin de grootste stad van de staat Northern Territory. Alice Springs ligt midden in Australië en is ontzettend geïsoleerd: Port Augusta (1007 kilometer hemelsbreed) in het zuiden en Darwin (1305 kilometer hemelsbreed) in het noorden zijn de dichtstbijzijnde steden. We hadden anderhalve dag in Alice Springs, waarin we vooral hebben geprobeerd ons slaaptekort in te halen.

Op 15 juli werden we om half 7 's ochtends opgehaald om met een bus naar Uluru te rijden. Uluru, of Ayers Rock, ligt op 500 kilometer rijden van Alice Springs af, en is een van de bekendste bezienswaardigheden in Australië. De rode rots bestaat uit slechts één stuk steen is 348 meter hoog en loop onder de grond nog zo'n 4 tot 6 kilometer door. Het is een bijzonder gezicht om ineens zo'n enorme rots uit het niets te zien opdoemen, terwijl al het land eromheen helemaal plat is. Bij aankomst in het resort vlakbij Uluru checkten we in bij de camping. Het hostel was vol en onze enige andere optie was een hotel van 225 dollar (150 euro) per nacht, en dat is enigszins boven ons budget, dus gingen we maar kamperen.

In Adelaide hadden we via Gumtree (soort Australische versie van Marktplaats) twee goedkope slaapzakken op de kop getikt en matjes gehaald. In Alice Springs wilden we een swag huren (soort matras met stof eromheen die je een klein beetje beschermd tegen de kou), maar toen we die de ochtend van ons vertrek op wilden halen, kwam er niemand opdagen. Gelukkig konden we bij de camping een goedkope tent kopen, zodat we niet helemaal zouden bevriezen die nacht. Onze eerste activiteit bij Uluru was een Aboriginal schilder workshop. Hier leerden we welke symbolen de Aborigines gebruiken in hun schilderijen en wat ze betekenen. Vroeger waren hun schilderingen, die ze in grotten maakten, puur praktisch, ze maakten een kaart van de omgeving waarop stond op welke plekken water en voedsel te vinden was. Nu gebeurt dat nog steeds, maar zijn de schilderingen vooral bedoelt als kunst. Na de uitleg van de in het zand door een Aboriginal vrouw in haar eigen taal (gelukkig wel door een tolk vertaald in het Engels) mochten we zelf aan de slag. Met behulp van de tekens mochten we "ons verhaal" schilderen, hoe we bij Uluru waren gekomen, waar we vandaan kwamen en wat we allemaal hadden gedaan. Als je niet weet wat de tekens betekenen, lijken het misschien wat willekeurige figuurtjes, maar voor Aborigines vertelt het echt een verhaal over hun geschiedenis en wij kunnen nu ook een beetje begrijpen waar de schilderijen over gaan.

Die avond gingen we met een bus naar Field of Light, een kunst installatie van meer dan 50.000 lichtjes die steeds van kleur veranderen. Hier konden we in het pikkedonker tussendoor lopen, wat heel erg mooi was, zeker met de sterren boven ons. De sterren waren ook nog iets wat bijzonder is aan de Outback. In Europa kunnen we door al het licht en luchtvervuiling de sterren nooit echt goed zien, maar hier in het midden van de woestijn is bijna geen vervuiling en is er honderden kilometers langs geen menselijk leven te bekennen, dus staat de hemel vol met miljoenen sterren en konden we zelfs de Melkweg voor het eerst écht goed zien.

De volgende ochtend gingen we op een driedaagse tour door de Outback. Onze eerste stop was het cultureel centrum bij Uluru aan de voet van de rots. Hier leerden we meer over de Aboriginal cultuur en de Tjukurpa, de ontstaansgeschiedenis van de wereld en de wetten van de Aborigines. Uluru wordt ook wel het spirituele hart van Australië genoemd. Het is een hele belangrijke plek voor de lokale Aboriginal bevolking, aan elke scheur, grot of uitsteeksel zit wel een mythologisch verhaal verbonden over hoe de wereld is ontstaan. Veel van deze verhalen zijn geheim voor niet-Aborigines, maar we hebben er een aantal geleerd. Het is heel bijzonder om rondom te rots te lopen (een route van zo'n 10 kilometer lang). Niet alleen omdat de rots zelf zo indrukwekkend is, elke paar honderd meter veranderd het ineens compleet, maar ook omdat je de Aboriginal cultuur constant in je achterhoofd hebt. De verhalen lijken soms heel erg ongeloofwaardig en vergezocht, maar dat komt omdat de cultuur in niets lijkt op onze westerse cultuur en ontzettend ver van ons af staat. Op sommige plekken stonden bordjes dat je geen foto's mocht maken, dan leek het gewoon een normaal stuk rots maar voor Aborigines is het een heilige plek.

Die avond keken we de zonsondergang vanaf een uitzichtpunt. Dit was een attractie op zich, terwijl de zon ondergaat verandert Uluru langzaam van kleur, van rood naar blauw/paars naar donkerbruin. De lucht wordt een soort regenboog, tegelijkertijd blauw, geel, roze, paars, en langzaam komen miljoenen sterren tevoorschijn. 's Avonds sliepen we in swags rondom het kampvuur, wat super koud was, maar wel echt typische Australisch. Het is hier winter, de temperatuur zakte tot 0 graden en 's ochtends waren onze voeten en Marits lenzen vloeistof bevroren.

De volgende dag stonden we om 6 uur op voor de zonsopgang bij Uluru. Net zoals bij de zonsondergang veranderden de rots en de lucht constant van kleur, dat maakte voor waarschijnlijk het meest bijzondere ontbijt tijdens deze reis. We reden naar Kata Tjuta, of de Olgas, 36 koepels van steen in alle vormen en maten, op 25 kilometer van Uluru. Ook deze rode rotsformatie rijst uit het niets op uit de vlakte, en Aborigines doen hier nog geheimer over dan over Uluru, er zijn namelijk helemaal geen verhalen over bekend, alleen Aborigines kennen deze. Het is een ceremoniële plek voor Aboriginal mannen, dus eigenlijk mogen er geen vrouwen komen. Wij westerlingen worden echter door de Aborigines gezien als kinderen omdat we niet ingewijd zijn in hun verhalen, dus gelukkig mochten we hier een wandeling maken.

Die middag reden we 350 kilometer naar Kings Canyon, waar we die avond weer rondom het kampvuur sliepen in swags. De volgende ochtend stonden we om 5 uur op voor een wandeling van 3 uur door Kings Canyon. Het zwaarste gedeelte was het begin, een steile trap van rotsen die tientallen meters omhoog ging, die we in het pikkedonker moesten beklimmen. De rest van de wandeling was gelukkig vlak, terwijl de zon op kwam liepen we langs de rand van de kloof. Die middag reden we terug naar Alice Springs, onderweg stopten we nog bij een uitzichtpunt bij Mount Connor (een tafelberg op de route naar Uluru, die vaak voor Uluru wordt aangezien) en Marit maakte een ritje op een kameel.

Van alle tours die we tot nu toe in Australië hebben gedaan, was zonder twijfel dit onze favoriet. Een rode rots in het midden van de woestijn klinkt misschien niet zo heel spannend, maar Uluru is een hele indrukwekkende en spirituele plek, en alleen al daar rondlopen geeft een heel bijzonder gevoel. De Aboriginal cultuur is een van de oudste, nog bestaande culturen in de wereld (de eerste Aboriginals kwamen ruim 50.000 jaar geleden naar Australië) en ook al weten we er na deze paar dagen natuurlijk nog steeds maar een heel klein beetje over, toch was het heel bijzonder om hier iets over te leren.

Na één nachtje in Alice Springs werden we de volgende ochtend in alle vroegte alweer opgehaald voor een driedaagse tour naar Darwin. Dit was nog zo’n 1500 kilometer rijden. Op de eerste dag gingen we naar Karlu Karlu, of de Devils Marbles. Dit zijn honderden rotsen die vanuit de aardkorst naar de oppervlakte zijn gebracht en door erosie in allerlei ronde vormen zijn gesleten. Sommige rotsen liggen op elkaar, waardoor het lijkt alsof ze ieder moment om kunnen vallen. Anderen zijn door water in een perfecte rechte lijn door midden gespleten. ’s Avonds op de camping liep de zoon van de eigenaren rond met een python en een kikker die hij had in de wc gevonden, die we zelf ook vast mochten houden, en hij vertelde ons spookverhalen over mensen die waren vermoord op de plek waar de camping nu was. Heel fijn, zo vlak voordat je naar bed gaat… Die avond sliepen we weer in swags rond het kampvuur. Gelukkig was het ondertussen al een stuk warmer geworden, we zaten bijna 900 kilometer noordelijker dan onze eerste nacht bij Uluru. Eerder die dag waren we over de Steenbokskeerkring gereden, en het was al snel te merken dat we nu in de tropen zaten (ook al zag het landschap er nog steeds even leeg uit). Voor het eerst sinds april konden we een korte broek aan en zonnebrand opsmeren. De laatste keer dat we dit deden was in Cairns, vlak voordat we naar Nieuw-Zeeland gingen, dus dit hadden we zeker gemist!

De volgende dag reden we ruim 500 kilometer, en zwommen we in de Mataranka hot springs, een natuurlijke heetwaterbron die het hele jaar door 28 graden is. Hier konden we heerlijk relaxed met de stroom mee naar beneden dobberen. De volgende dag gingen we eerst naar een andere heetwaterbron, en toen naar Edith Falls in het Nitmiluk National Park. Het water bij deze waterval was iets kouder dan bij de heetwaterbronnen, maar nog steeds heerlijk. We zijn een aantal keer vanaf de glibberige rotsen naast de waterval naar beneden gesprongen. Daarna moesten we nog 400 kilometer rijden naar Darwin.

Die avond gingen we uit eten met de groep. Peter en Katie, die we op Tasmanië hadden ontmoet en later in Perth en Exmouth aan de westkust weer hadden gezien, waren toevallig in Darwin, en zij kwamen ons die avond opzoeken. Het was een hele gezellige avond, alleen een beetje vreemd om ineens weer door zo veel mensen omringd zijn. Na anderhalve week in de Outback was het raar om weer in een stad te zijn (ook al stelt Darwin met 136.000 inwoners niet zo heel veel voor) en ineens weer zo veel auto’s en mensen bij elkaar te zien.

De volgende dag was Peters verjaardag. Die avond zouden ze laat naar Bali vliegen, dus we hadden nog een hele dag om bij te kletsen. We zijn gaan brunchen en hebben de rest van de middag aan het water gelegen, eerst in de zee en toen in een golfslagbad. We aten nog samen een pizza en toen was het alweer tijd om afscheid te nemen. Gelukkig zijn we tegelijkertijd in Bali, dus hoeven we ze maar een paar dagen te missen.

De volgende dag bestond vooral uit slapen en de laatste souvenirs inslaan. ’s Avonds hebben we Marga en Yuri (Marits moeder en broertje) opgehaald van het vliegveld. Zij waren de afgelopen 3 weken via de oostkust vanaf Sydney naar Cairns gereisd, en kwamen ons nu een paar dagen opzoeken. Heel raar om ze na ruim 5 maanden ineens aan de andere kant van de wereld in “ons” Australië te zien. De volgende dag hebben we met z’n vieren wat door de stad geslenterd en zijn we naar een markt bij het strand geweest.

Gisteren stonden we om 5 uur ’s ochtends al op voor een 2-daagse tour. Marga en Yuri kwamen met een taxi naar de stad en braaf stonden we te wachten op de plek waar we zouden worden opgehaald om 6 uur. Dachten we tenminste… Het bleek namelijk dat de ophaaltijd niet 6 uur ’s ochtends was, maar 7 uur, alleen in het mailtje dat ze hadden gestuurd was een typfout gemaakt. Nou ja, we waren in ieder geval lekker op tijd. We deden er een paar uur over om naar Kakadu National Park te rijden, een park ten zuiden van Darwin dat qua oppervlakte ongeveer de helft van Nederland is. Het noorden van Australië zit vol krokodillen, en in deze twee dagen hebben we er een heleboel gespot. We zwommen in Barramundi Gorge, een waterval waar we konden zwemmen in poeltjes van soms meer dan 10 meter diep, die gevormd werden door de rosten. We sprongen van kliffen af, zwommen door tunnels en zaten onder watervallen. Daarna gingen we naar Nourlangie Rock, een rotsformatie van zandsteen met grotten en inhammen waarop Aboriginal schilderingen te vinden zijn, sommigen van wel meer dan 30.000 jaar oud! Dit was heel bijzonder om te zien, de gids legde de verhalen achter de tekeningen uit en hoe de Aboriginal wetten op deze verhalen zijn gebaseerd. ’s Avonds speelden we op een didgeridoo die is gesigneerd door een acteur uit de film Crocodile Dundee, waarvan delen in Kakadu National Park zijn opgenomen.

Vandaag stonden we al vroeg op voor een wandeling naar Jim Jim Falls. Deze waterval komt vanaf een klif van ruim 200 meter hoog naar beneden. We wandelden naar de voet van de waterval, waarbij we over rotsen moesten klauteren die groter waren dan onze bus! In de Australische zomer, of “wet season”, valt er zo veel regen dat de waterval alleen vanuit de lucht gezien kan worden. Nu was het echter maar een heel klein stroompje, waar we naartoe konden zwemmen. Daarna gingen we naar een cultureel centrum, waar we meer leerden over de Aborigines in het nationaal park. Toen was het alweer tijd om terug te gaan naar Darwin.

Morgen is onze laatste dag in Australië, ’s avonds vliegen we naar Bali waar we de laatste twee weken van onze reis door zullen brengen, en over precies twee weken zitten we alweer in het vliegtuig naar Nederland! Het is heel raar om na zo’n lange tijd ineens weg te gaan uit dit land, dat na 5,5 maanden echt als thuis is gaan voelen. We hebben hier echt de tijd van ons leven gehad, dingen gedaan waar we altijd al van hadden gedroomd en super veel geweldige mensen ontmoet uit allerlei landen en culturen, en zo veel geleerd en meegemaakt! Deze ervaring zullen we de rest van ons leven met ons meedragen!

Foto’s