Kia ora!

14 mei 2016 - Sydney, Australië

Het was jullie misschien al opgevallen, maar de afgelopen drie weken hebben we in Nieuw-Zeeland doorgebracht in plaats van in Australië. Dit hoorde niet bij ons originele plan, maar iets wat we een week voordat we naar Nieuw-Zeeland vertrokken pas hebben bedacht. Ons plan was eigenlijk om in de laatste weken van april en de eerste week van mei voor drie weken op een boerderij te werken, ergens in de buurt van Cairns of Sydney. We hebben een Working Holiday Visa voor Australië en we hadden tijd over in onze planning, dus we wilden op zich wel een paar weken werken, maar na tientallen mailtjes te hebben verstuurd en heel veel te hebben rondgebeld, hadden we nog steeds niets gevonden. We kregen te horen dat ze niemand nodig hadden, dat het niet het juiste seizoen was, en vaak kregen we helemaal geen antwoord. De avond voordat we met de boot van de duikcursus weggingen, bedachten we daarom tijdens het pannenkoeken eten dat het ook wel leuk zou zijn om die drie weken in plaats van te werken naar een ander land te gaan. Al snel besloten we naar Nieuw-Zeeland te gaan. Het was één van de goedkoopste vluchten, en iedereen die er was geweest was zo ontzettend enthousiast over Nieuw-Zeeland dat we zelf ondertussen ook wel benieuwd waren naar hoe het daar was. Onze ouders waren natuurlijk in shock toen we ze vertelden wat voor gestoords we nu hadden bedacht, maar uiteindelijk waren ze gelukkig erg enthousiast over het idee.

En toen stond het dus vast. Over minder dan een week zouden we naar Nieuw-Zeeland gaan. Nadat we terug waren gekomen van de duikcursus hebben we, minder dan twee dagen voor vertrek, onze vlucht geboekt en een buspas gekocht, waarmee we op zowel het noord- als het zuideiland konden reizen. Vanuit Cairns zijn we naar de stad Auckland in het noorden van het noordeiland gevlogen. Vanaf daar zijn we via de plaatsjes Rotorua, Taupo en Napier naar de hoofdstad Wellington in het zuiden van het noordeiland gereisd. Vervolgens zijn we met de veerboot overgestoken naar het zuideiland. Vanuit het minuscule Picton zijn we langs de westkust van het zuideiland naar beneden gereisd, via Nelson en Franz Josef naar Queenstown. Vanuit Queenstown zijn we van het westen naar het oosten gereisd, naar Christchurch, en vanaf daar zijn we gisteren weer teruggevlogen naar Sydney. In totaal hebben we meer dan 2000 kilometer afgelegd.

Op woensdag 20 april begon onze dag al vroeg. We moesten om 3 uur ’s nachts opstaan, want om half 4 zou er een busje voor de deur staan om ons naar het vliegveld te brengen. Toen we door de douane gingen, bleek er ineens een zakmes in Marits tas te zitten, waarvan we al meer dan 2 maanden dachten dat het kwijt was. We waren hem meteen echt kwijt natuurlijk, maar gelukkig deden ze er verder niet moeilijk over. Bij de douane ontmoetten we een Nederlands meisje, dat toevallig precies dezelfde vlucht naar Auckland had. Vervolgens hebben we de rest van de dag samen met haar gereisd. Toen we voor de gate zaten te wachten, werd ineens Wietskes naam (of iets dat er op moest lijken, ze hebben hier altijd nogal moeite met onze namen), omgeroepen. Wij in paniek weer terug naar de incheckbalie, bleek dat er nog sterretjes van Wietskes verjaardag in Marits tas zaten, en dat mag je natuurlijk ook niet mee nemen. Later in het vliegtuig kwamen we erachter dat Marit nog een derde verboden middel mee had: een aansteker, waarvan we ook dachten dat we hem al sinds Sydney kwijt waren. In twee uurtjes waren we in Brisbane, en drie uur later waren we ineens in Nieuw-Zeeland!

Het grootste verschil met Australië was direct voelbaar: in Auckland was het meteen ruim 10 graden kouder. Na meer dan twee maanden in temperaturen van minstens 30 graden te hebben rondgelopen, was 20 graden ineens toch wel heel erg koud. Het gevolg was dat we ineens voor het eerst in ruim twee maanden weer een lange broek aan moesten trekken, een hele omschakeling voor ons. Uiteindelijk kwamen die warme truien die al die tijd helemaal onderin onze tas zaten toch nog van pas.

Een ander groot verschil was hoe wordt omgegaan met de inheemse bevolking. In Australië zijn de meeste Aborigines die je ziet zwervers op straat. In de meeste musea is wel een gedeelte dat over Aborigines en tijdens tours wordt er wel over verteld, maar over het algemeen wordt de Aboriginal cultuur onderdrukt door de westerse cultuur. In Nieuw-Zeeland is Maori de tweede officiële taal, wordt je overal begroet met ‘kia ora’ en hebben de meeste plaatsen nog de originele Maori naam.

Iedereen die we tot nu toe hebben ontmoet, die in Nieuw-Zeeland was geweest, heeft gezegd dat je maximaal één dag in Auckland moet blijven omdat er niet zo veel te doen is. Dat advies hebben we opgevolgd, en één dag was inderdaad meer dan genoeg. We hebben wat rondgelopen door de stad en een museum bezocht. Het is dan wel de grootste stad van Nieuw-Zeeland, maar vergeleken met wat er in de rest van het land te zien is, is het niet zo interessant.

Op vrijdag 22 april stonden we dus ’s ochtends vroeg bij het busstation om naar Rotorua te gaan. We hadden gehoopt dat we nog wat bij konden slapen in de bus, maar de buschauffeur heeft aan één stuk door verteld wat er allemaal te zien was onderweg. Later kwamen we erachter dat dat hier blijkbaar heel normaal is: in iedere bus waarin we hebben gezeten, was de chauffeur constant aan het praten. Onderweg naar Rotorua stopten we bij de Waitomo Caves, dit is een heel groot grottenstelstelsel vol met stalagmieten en stalactieten, heel bijzonder om te zien. Het allermooiste was de boottocht om de grotten uit te komen. Aan het einde van de tour liepen we een pikzwarte grot in, en mochten we geen geluid meer maken. We stapten in een bootje en voeren muisstil, in het pikkedonker, naar buiten. Het plafond en de wanden van de grot waren helemaal bedekt door honderdduizenden blauwgroene lichtjes: gloeiwormen. Heel erg mooi en bijzonder om te zien. Er mocht geen licht en geluid gemaakt worden, omdat de gloeiwormen dan denken dat het dag is, en dan gaat hun lichtje uit. Om deze reden mochten we dus ook helaas geen foto’s maken.

De volgende dag zaten we ’s middags alweer in de bus, want we gingen naar Hobbiton, de filmset van Lord of the Rings en The Hobbit. Dit was net als de Waitomo Caves inbegrepen in onze buspas. Op de filmset kregen vertelde de gids van alles over hoe de film is gemaakt. Zo liet ze bijvoorbeeld twee identieke Hobbit-huisjes zien, de ene was alleen een stuk kleiner dan de andere. Door een hobbit voor het normale huisje te filmen, en Gandalf voor het kleinere huisje, wordt de illusie gecreëerd dat Gandalf veel groter is dan een hobbit. Het is heel raar, maar ook heel grappig, om op zo’n filmset rond te lopen, zeker als je daarna stukjes uit de film bekijkt en precies kan zien waar je hebt gelopen, en waar een bepaald pad heenleidt. We kregen nog speciaal hobbit-bier en cider in de ‘Green Dragon’, dat alleen voor die plek gebrouwen wordt, en toen was het alweer tijd om terug naar Rotorua te gaan.

De volgende dag gingen we naar Mount Ngongotaha (geen idee hoe je het uitspreekt, in Nieuw-Zeeland hebben ze heel veel van dit soort bijzondere namen), een heuvel net buiten Rotorua. Daar ging een gondel naar de top, waar je een mooi uitzicht over het stadje en het meer zou hebben. We wilden eigenlijk naar boven lopen (de gondel was super duur), maar er was geen wandelpad naar boven. Alleen boven op de berg waren een paar wandelpaden, maar die leidden niet helemaal naar beneden… Gelukkig voor ons kwam er toen we aankwamen iemand naar ons toe die vroeg of we kaartjes voor de gondel wilden hebben, die iemand had achtergelaten. Daar zeiden wij natuurlijk geen nee tegen, dus zijn we in plaats van voor 58 dollar, gratis naar boven gegaan! Eenmaal weer in Rotorua zijn we naar een park in het stadje gelopen waar allerlei geisers waren. Die heb je overal in Rotorua, sommige mensen hebben er zelfs één in hun achtertuin, waar ze dan in de zomer boven kunnen barbecueën! Het enige nadeel van al die geisers is dat het overal in stadje ontzettend naar rotte eieren stinkt…

Op maandag gingen we met de bus in een uurtje van Rotorua naar Taupo. Het was ANZAC-day, de Australische en Nieuw-Zeelandse versie van Dodenherdenking, dus bijna alle winkels waren dicht. We hebben een stuk langs het meer gelopen, maar verder niet zo heel veel uitgevoerd.

De volgende dag, dinsdag de 27ste, moesten we om 5 uur opstaan. Om kwart voor 6 werden we door een busje bij het hostel opgehaald, en iets minder dan 2 uur later waren we bij de start van de Tongariro Alpine Crossing, een wandeling van 19,4 kilometer, die overal wordt omschreven als de mooiste dagtocht in Nieuw-Zeeland. De eerste 4,5 kilometer hoefden we nog niet zo veel te klimmen, we liepen voornamelijk door een enorme vlakte vol vulkanisch gesteente. Daarna kwamen de steilste 3 kilometer van de hele tocht, waarin we van 1100 meter naar 1600 meter zijn gestegen. Daarna kwam weer een vlak stuk, door een krater aan de voet van een enorme actieve vulkaan, die in 2012 is uitgebarsten en toen het hele noordeiland onder as heeft bedolven. Toevallig hoorden we dat hij een paar dagen geleden weer is uitgebarsten. De vorige keer dat de vulkaan uitbarstte, lag al het vliegverkeer in Nieuw-Zeeland en delen van Australië plat, dus we zagen de bui al hangen voor onze eigen vlucht naar Sydney, maar gelukkig beïnvloedde de uitbarsting alleen de binnenlandse vluchten. Na een flinke stijging van 1600 tot 1800 meter moesten we aan de andere kant van een berg weer naar beneden. Er lag allemaal los gesteente en we konden bijna niks zien door een geiserwolk, dus de afdaling was op sommige momenten best eng, maar eenmaal beneden werden we beloond met een prachtig uitzicht op twee smaragdgroene geisermeren. Na weer een vlak stuk door een krater moesten we weer een stuk stijgen. Eenmaal boven keken we achterom naar de krater en zagen we dat een soort muur van zwart lavagesteente waar we langs waren gelopen, eigenlijk een gestolde lavastroom was. Het was heel raar om te zien, want het leek alsof het nog gewoon vloeibaar was. Nadat we langs een meer waren gekomen, dat heel origineel Blue Lake heette, begon de laatste afdaling van ruim 10 kilometer naar de parkeerplaats aan de andere kant van het gebergte. Langzaam maakte de rotsen plaats voor gras, en eindigden we in een regenwoud. We waren kapot, maar het was echt een fantastische wandeling, waarbij elk hoekje dat je omsloeg weer een heel ander uitzicht opleverde.

Op de 27ste gingen we met de bus van Taupo naar Napier, een kort ritje van maar 2 uur. De volgende dag hebben we wat door het stadje en langs het strand gelopen, maar Napier was verder niet zo heel erg interessant. Marit heeft hier, net zoals op andere niet zulke spannende dagen, weer genoeg aan haar studie kunnen doen.

Op vrijdag 29 april gingen we met de bus naar Wellington, een rit van bijna 6 uur. Wellington is de hoofdstad, maar daar merkten we niet zo heel veel van, want het centrum was super klein en zelfs in de grootste winkelstraat was het harstikke rustig. Op onze eerste hele dag in Wellington hebben we wat rondgelopen en zijn we naar een museum geweest. Op de tweede dag zijn we een wandelpad omhoog gelopen naar de Mount Victoria Lookout, waar we een prachtig uitzicht hadden op de stad en de natuurlijke haven waar Wellington aan ligt.

Wat wel grappig is, is dat we midden op straat ineens het Nederlandse meisje waarmee we samen naar Auckland zijn gereisd tegen kwamen! Een paar dagen later kwamen we haar nog een keer tegen op de veerboot van Wellington naar Picton en achteraf bleek dat we ook nog eens tegelijk in Queenstown waren! Dit was in Australië al heel vaak het geval: mensen die tegelijk met ons in een hostel of op een tour zaten, zagen we duizenden kilometers later weer in een ander hostel, in de supermarkt of op straat. In Nieuw-Zeeland is het ons ook heel vaak gebeurd: een meisje met wie we in Rotorua een kamer deelden, zat in Wellington weer op dezelfde kamer. Op het zuideiland hebben minstens drie keer met dezelfde Indiase familie in een bus gezeten en twee Nederlandse meisjes waarmee we in de bus naar Christchurch zaten en met wie we later samen vanaf het busstation naar het hostel zijn gereden, zaten vervolgens twee rijen achter ons in het vliegtuig naar Sydney. Natuurlijk reist iedereen, vooral aan de oostkust van Australië, zo’n beetje via dezelfde route. Toch reist lang niet iedereen op hetzelfde tempo en is het wel heel toevallig als je iemand dan op een willekeurige plek weken later weer tegenkomt.

Op maandag 2 mei gingen we met de veerboot van Wellington naar Picton. Daar hebben we verder niet zo veel meer gedaan, er was bijna niets te doen. Het hoogtepunt was een Nederlandse bakkerij, waar ze boterkoek, Bossche bollen, roombroodjes en nog meer Nederlandse lekkernijen hadden.

Op 3 mei zijn we ’s middags met de bus in twee uurtjes naar Nelson gereden. James van de Airbnb haalde ons een uurtje later op van het busstation, zodat we niet het hele stuk naar zijn huis hoefden te lopen. Hij woonde bovenop een enorme heuvel, dus we hadden een prachtig uitzicht vanuit de slaapkamer. De volgende dag werden we ’s ochtends onderaan de berg opgehaald met een busje. We gingen een dag wandelen in het Abel Tasman National Park, vernoemd naar de Nederlander die Australië en Nieuw-Zeeland heeft ontdekt. Het was zo’n twee uur rijden naar het plaatsje Kaiteriteri, vanwaar we met een boot naar het begin van de wandelroute gebracht werden, want er waren geen autowegen in het nationale park. Onderweg zagen we pinguïns op een rotswand, super schattig! De wandelroute was heel erg mooi, constant stijgend en dalend, met prachtige uitzichten als we bovenop een heuvel stonden, en langs kleine, verborgen strandjes. Het enige nadeel was dat het weer niet al te goed meewerkte, het was bijna de hele tijd bewolkt en het regende af en toe, maar je kan natuurlijk niet alles hebben.   

Op donderdag 5 mei hadden we een lange rit van bijna 10 uur voor de boeg, van Nelson naar Franz Josef. Gelukkig hebben we ons niet verveeld: het uitzicht vanuit de bus was prachtig en veranderde constant. We zijn door regenwoud gereden, door de bergen, langs weilanden vol schapen en langs de zee. We zijn een keer gestopt bij Pancake Rocks, waar je een korte wandeling kon maken langs een aantal kliffen waar metershoge golven tegenaan sloegen. De busritten zijn een heel groot verschil met Australië. In Australië kun je uren rijden zonder dat er iets in het landschap veranderd, in Nieuw-Zeeland kijk je 10 minuten niet uit je raampje en ben je ineens in een compleet andere wereld beland.

De volgende dag hadden we een wandeltocht met een gids geboekt naar de voet van een gletsjer. Twee uur voordat de tour zou beginnen, kwamen we er echter achter dat dit niet de Franz Josef gletsjer was, maar de Fox Glacier, meer dan 20 kilometer verderop. Helaas is het dorpje Franz Josef ontzettend klein en reed er geen bus tussen de twee plaatsen en konden we ook geen auto huren. Uiteindelijk hebben we geregeld dat iemand ons met een shuttlebusje weg zou brengen. Dit was achteraf duurder dan de tour zelf, maar het was beter dan de tour missen, want we zouden ons geld zo kort van tevoren toch niet meer terug krijgen. Het eerste stuk van de wandeling was helemaal vlak, langs de wild stromende rivier die gevormd wordt door het smeltwater van de gletsjer. Links en rechts waren metershoge, bijna verticale kliffen en de gids kon precies aanwijzen waar het ijs in een bepaalde periode had gelegen. De wandeling was echt super mooi en we hadden het echt voor geen goud willen missen!

Op zaterdag 7 mei gingen we van Franz Josef naar Queenstown, een rit van meer dan 8 uur. Onderweg was weer veel te zien: we zijn gestopt bij een waterval en een aantal meren. De volgende dag zijn we naar de top van de Queenstown Hill gelopen. Hier hadden we een prachtig uitzicht op Queenstown, Lake Wakatipu, waar de stad aan ligt en de bergen rondom het meer en achter de stad.

De volgende dag hadden we een dagtocht naar Milford Sound, een fjord, die ook was inbegrepen bij de bus. Het was zo’n 5 uur rijden, en onderweg zijn we weer op veel mooie plekken gestopt. Eenmaal aangekomen bij Milford Sound hadden we een 2 uur durende cruise, waarin we door het fjord naar de zee zijn gevaren en weer terug. Het was echt prachtig, overal stroomden watervallen het fjord in, en één keer zijn we super dicht bij een waterval gekomen. Wij stonden natuurlijk heel blij buiten op het dek en werden zeiknat, tot groot vermaak van een Amerikaanse man die ons keihard uitlachte toen we weer binnen kwamen.

Op dinsdag 10 mei was het precies drie maanden sinds we zijn vertrokken uit Nederland, en waren we precies op de helft van onze reis. Het voelt helemaal niet alsof we al zo lang weg zijn, en toch hebben we in die tijd al zo ontzettend veel meegemaakt en zoveel prachtige dingen gezien! In Queenstown was er net zo’n gondel als in Rotorua, gelukkig konden we hier wel helemaal omhoog lopen, want de gondel was nog duurder dan die in Rotorua. Toen we ’s avonds met onze kamergenoot aan het kletsen waren, vertelde hij dat Ed Sheeran tegelijk met ons in Queenstown was geweest! Helaas was hij alweer vertrokken, dus konden we hem niet meer ontmoeten…

Op 11 mei gingen we van Queenstown naar Christchurch, bijna 9 uur met de bus. Het noordeiland van Nieuw-Zeeland heeft alle geisers en vulkanen, het zuideiland heeft bergen en aardbevingen. Christchurch is 5 jaar geleden getroffen door een zware aardbeving, en lag nog steeds voor een groot deel in puin. Toen we de volgende dag door de stad liepen, leek het net een spookstad. Er was bijna niemand op straat, veel huizen en gebouwen stonden in de steigers of waren gewoon ingestort en er was nauwelijks sprake van een centrum. Er waren een paar winkeltjes in van die grote containers, maar verder was er helemaal niets. We hebben door de botanische tuinen gelopen en hebben een museum bezocht, maar verder was er niet zo veel te doen.

Gisteren zijn we teruggevlogen naar Sydney. Alle verboden middelen die Marit bij zich had, zijn ondertussen wel afgepakt, dus we gingen zonder problemen door de douane. Vanaf hier begint het tweede deel van onze reis, en gaan we de rest van Australië ontdekken!

Foto’s