Gescheiden

10 juni 2016 - Hobart, Australië

Op 12 februari kwamen we na meer dan 40 uur reizen aan in de stad Sydney, in een reusachtig land aan de andere kant van de wereld, dat we alleen kenden van de prachtige foto’s op internet en in de Lonely Planet. Op 13 mei, precies drie maanden en een dag later, arriveerden we na drie uurtjes vliegen vanaf Christchurch in Nieuw-Zeeland op hetzelfde vliegveld als toen, maar deze keer voelde het als thuiskomen. Voor het eerst tijdens onze reis kwamen we ergens waar we al geweest waren, een stad waar we na onze eerste twee weken in februari de weg al aardig goed kenden. Het is moeilijk te beschrijven, maar na drie maanden van de ene onbekende plaats naar de andere te reizen, niet wetend waar je nu weer terecht zult komen, is het heel erg vreemd om in een bus richting de stad te zitten en te weten wat je te wachten staat. We hadden geen Google Maps meer nodig om het hostel te vinden, en hoefden nergens meer te vragen waar de dichtstbijzijnde supermarkt was, want dat wisten we allemaal al.

Omdat we de hoogtepunten van Sydney al voor het grootste deel gezien hadden, hebben we onze drie dagen dat we daar waren vooral gebruikt om uit te rusten van onze trip naar Nieuw-Zeeland en Marit heeft aan school kunnen werken. Helaas werd die rust de eerste avond meteen al verstoord. Wij zaten op ons gemakje in de keuken te genieten van de gratis wifi, toen ineens het brandalarm afging. Iedereen die in de keuken moest lachen om de zware mannenstem van het brandalarm die keihard: “EMERGENCY! EMERGENCY!” liep te blèren, en ging rustig verder met waar ze mee bezig waren. Het aantal keren dat tijdens onze reis het brandalarm is afgegaan, is ondertussen niet meer te tellen. Backpackers zijn niet de beste koks, en de keukens in hostels zijn over het algemeen ook niet heel geweldig, dus het gebeurt nogal vaak dat het eten aanbrandt. Maar toen het brandalarm na 5 minuten nog steeds niet was opgehouden, besloten de meeste mensen om toch maar het zekere voor het onzekere te nemen en naar buiten te lopen. De mensen op straat keken vreemd op toen ineens het hele hostel buiten stond, en er moesten twee brandweerwagens met loeiende sirenes aan te pas komen om tot de conclusie te komen dat er helemaal niks aan de hand was. ’s Nachts gebeurde het nog een keer, en stond het hele hostel weer buiten in pyjama, maar het was opnieuw een loos alarm. Tot zover onze rust.

De volgende dag hebben we op ons gemakje door de stad gelopen, we zijn naar het Opera House geweest en hebben in de Botanische Tuinen in het gras gelegen. Het hoogtepunt was een enorme groep papegaaien die in de Botanische Tuinen zaten, maar verder was deze dag niet zo bijzonder. Op zondag besloten we om iets actiefs te gaan doen. Het openbaar vervoer in Sydney kost op zondag maximaal 2,50 dollar (ongeveer 1,50 euro), dus daar namen we goed gebruik van door naar de Blue Mountains te gaan. De vorige keer dat we hierheen gingen in februari, misten we tot drie keer toe onze trein, dus deze keer wilden we dat goedmaken. Helaas blijkt dat er altijd iets mis moet gaan als wij naar de Blue Mountains gaan. We hadden geleerd van de vorige keer en kwamen ruim op tijd aan op het treinstation. De vrouw achter de balie stuurde ons naar perron 18, maar toen we daar kwamen zei de conducteur dat de trein helemaal niet naar de Blue Mountains ging. Toen we weer terug liepen zagen we dat er precies dit weekend werkzaamheden aan het spoor in de Blue Mountains. Dus we dachten: misschien gaat er een bus om de trein te vervangen. We vroegen het aan iemand van een bus organisatie, maar hij vertelde ons dat we dus wél de trein moesten nemen tot aan Blacktown, en daarna de bus naar Blackheath. We stonden dus wel op het goede perron, alleen niemand had de moeite genomen ons te vertellen dat we pas later met de bus moesten. Eenmaal in Blacktown moesten we nog eeuwen wachten op de goede bus, er reden wel bussen maar de meesten gingen maar tot Katoomba, de bekendste plek in de Blue Mountains. Hier waren wij echter in februari al geweest, en wij wilden verder de bergen in. Na meer dan een half uur kwam dan eindelijk de juiste bus en na bijna 2 uur rijden stapten we uit in Blackheath. Daar besefte Wietske dat ze de trui die ze in Nieuw-Zeeland had gekocht was vergeten, maar toen was de bus al weggereden. De chauffeur van de volgende bus dacht dat het maximaal drie kwartier zou duren voordat onze bus weer terug was. Na anderhalf uur was de juiste bus nog niet terug, dus zijn we maar gaan lopen. Volgens Google Maps was het maar een kwartiertje lopen naar het beginpunt van de wandelroute, dit bleek meer dan drie kwartier te zijn, en toen we aankwamen bleek dat de route gesloten was. Het zit ons ook nooit mee. Gelukkig begon een eindje verderop nog een andere wandelroute, dus hebben we die maar gelopen. Het was een prachtige route over de rand van een klif, maar ons humeur was een beetje verpest door alles wat er die dag was gebeurt. De weg terug naar Sydney ging wonder boven wonder zonder problemen, maar we hebben wel opnieuw bewezen dat wij en de Blue Mountains niet echt samen gaan. De volgende dag hebben we niet zo veel uitgespookt, we hebben uitgeslapen en zijn voor het eerst in maanden wezen shoppen.

Op dinsdag 17 mei gingen we  met de bus naar Canberra, dit was zo’n 3 uur rijden. De stad Canberra kent bijna niemand, zelfs mensen die zelf door Australië reizen niet, en dat terwijl het de hoofdstad van Australië is! Het is niet Sydney of  Melbourne, zoals de meeste mensen denken, maar een klein, grauw stadje in het binnenland van New South Wales dat helemaal niks voorstelt vergeleken bij de andere steden. Toen de 6 staten van Australië (New South Wales, Queensland, Victoria, Zuid-Australië, Tasmanië en Northern Territory) zich in 1901 samenvoegden tot een onafhankelijk land, was er nogal ruzie tussen Sydney en Melbourne over wie de hoofdstad moest worden. Melbourne was op dat moment de grootste stad, maar ze zaten in een enorme financiële crisis en hadden de samenvoeging nodig om er weer bovenop te komen. In 1908 werd dus besloten dat er een nieuwe stad zou komen, tussen Sydney  en Melbourne in. Dit werd Canberra. Er werd zelfs een hele kleine aparte staat midden in New South Wales gecreëerd, het Australian Capital Territory, want anders zou het natuurlijk in New South Wales liggen en dus eigenlijk nog steeds meer bij Sydney horen dan bij Melbourne.

Het was goed te merken dat Canberra alleen is ontworpen om als hoofdstad te functioneren. Het grootste deel van de inwoners bestaat uit ambtenaren en hun families. Het centrum bestaat vooral uit parlementsgebouwen en ambassades, en verder is er niet zo veel interessants te zien. Het is dus goed te begrijpen dat mensen deze stad meestal overslaan. Toch hebben we ons er een paar dagen kunnen vermaken. We zijn naar de National Portret Gallery geweest, waar allemaal schilderijen van belangrijke Australiërs hangen, en wordt uitgelegd wat ze hebben betekend voor het land. Daarna zijn we naar het Parliament House geweest, waar de regering van Australië zit. Het was best interessant om te leren hoe de politiek in Australië werkt, want daar hoor je bijna nooit iets over. We konden ook met een lift omhoog naar het dak van het parlementsgebouw, waar we een prachtig uitzicht hadden over de stad.

De volgende dag zijn we naar het Australian War Memorial geweest. In dit gebouw waren 2 zuilengalerijen met aan de muur de ‘Roll of Honour’, de namen van alle Australische militairen die zijn gestorven in de oorlogen sinds Australië onafhankelijk werd in 1901. Tussen de namen hadden mensen duizenden ‘poppies’ in de muur gedrukt, de rode bloemetjes die ze gebruiken om de slachtoffers van de oorlog te herdenken. Het was erg indrukwekkend om rond te lopen en al die namen te zien, en te beseffen dat al deze mensen voor hun land zijn gestorven. In het Memorial was ook nog een museum over de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Het meeste over de Eerste Wereldoorlog hadden we al bij geschiedenis gehad, maar het deel over de Tweede Wereldoorlog was verrassend. Wij hadden natuurlijk verwacht dat het over Europa zou gaan, omdat dat bij ons altijd zo is, maar dit was niet het geval. Er was misschien één foto van Hitler en de Holocaust werd niet eens genoemd. Het hele gedeelte over de Tweede Wereldoorlog ging over de oorlog met Japan en de gevechten in Azië. Logisch natuurlijk, dit was de grootste bedreiging voor Australië, en hier zijn de meeste Australiërs gestorven. Het was erg interessant, want meestal gaat het met geschiedenis in Nederland niet zo uitgebreid over dit gedeelte van de oorlog.

’s Middags zijn we met de bus naar Cooma gereden, zo’n 200 kilometer onder Canberra. Hier wonen Hiske, Jan en hun zoon Tim, familie van de oude buren van Marit. Ze hadden ontzettend veel honden, katten en kippen, en later hoorden we dat ze twee kangoeroes als huisdieren in hun achtertuin hadden! Die hebben we de volgende ochtend bekeken, maar helaas waren ze nogal bang voor ons. Daarna is Marit meegegaan naar het werk van Hiske, en heeft daar voor school een Nederlandse vrouw geïnterviewd. Wietske is wezen mountainbiken met Tim, en ’s avonds zijn we een berg opgereden om de zonsondergang te zien. We namen de toeristische route over allerlei zandpaden terug naar het dorp, en hebben minstens 50 kangoeroes gespot.

Op 21 mei gingen we met Tim en een vriend van hem naar het Kosciuszko National Park (spreek uit als koziejosko) geweest. We wilden eigenlijk Mount Kosciuszko, de hoogste berg van Australië, beklimmen, maar het weer was niet goed genoeg om dit te doen. Daarom zijn we naar de Yarrangobilly Caves geweest, een prachtig grottenstelsel van stalagmieten en stalactieten. Vervolgens zijn we naar de thermal pools geweest, een zwembad met water uit de bergen dat het hele jaar door warm is.

Op zondag moesten we na drie dagen alweer afscheid nemen van Hiske, Jan en Tim en gingen we met de bus terug naar Canberra. Daar hebben we de rest van de dag niet zo heel veel meer gedaan.

De volgende dag zijn we nog naar een museum geweest en gingen we ’s avonds met de nachtbus naar Melbourne. Hier waren we om 7 uur ’s ochtends, en hebben we ontbeten bij de Hungry Jack’s (soort Burger King). Daarna was het ineens tijd om afscheid te nemen van elkaar. Marit ging voor haar studie vijf dagen naar een Nederlands verzorgingshuis zo’n twee uur van het centrum van Melbourne af. Helaas kon alleen Marit daar verblijven, en bleef Wietske achter in het centrum. Natuurlijk zijn we wel vaker ergens alleen heen geweest als de ander geen zin had, maar we waren nooit langer dan een paar uur uit elkaar. Het is heel gek om, na drie maanden elkaar elke dag te zien, ineens vijf dagen gescheiden te zijn.

Maar we hebben het overleefd: Marit heeft haar onderzoek kunnen doen en Wietske heeft op haar gemakje Melbourne bekeken. Op zondag 29 mei was het dan eindelijk tijd voor de reünie. We hadden tot woensdag een Airbnb geboekt en zouden er apart heen gaan. Na heel veel gillen en knuffelen was alles eigenlijk meteen weer bij het oude. ’s Middags gingen we naar het hostel waar Wietske de afgelopen 5 dagen was geweest. Hier had ze goedkope tickets kunnen krijgen voor een Aussie Rules Football game. Samen met een groep uit het hostel gingen we naar de Melbourne Cricket Ground, het belangrijkste stadion van Melbourne, met plaats voor 100.000 mensen. De wedstrijd was super grappig om mee te maken. Aussie Rules Football is een soort gestoorde combinatie van voetbal en rugby, waarbij zo’n beetje alles is toegestaan: de bal mag op elke manier worden gegooid of geschopt, je mag mensen van het andere team tackelen, schoppen en slaan. Er zijn ontzettend veel ingewikkelde regels, er werd wel geprobeerd om het ons een beetje uit te leggen, maar we snapten er vrij weinig van. Het grappigste was een jongetje van een jaar of 8, dat op de rij achter ons zat. Hij liep de hele wedstrijd keihard te schreeuwen en het andere team uit de schelden, en hij zorgde ervoor dat we de hele tijd in een deuk hebben gelegen.

De volgende twee dagen in Melbourne hebben we niet zo heel veel gedaan. Op woensdag 1 juni hadden we een vlucht van Melbourne naar Hobart. De stad Hobart ligt in de staat Tasmanië, een eiland 240 kilometer onder het vasteland van Australië. Het is ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland, maar er wonen maar net iets meer dan een half miljoen mensen. Men zegt dat het een soort mini Nieuw-Zeeland is, maar na 10 dagen op het eiland zijn we er nog niet over uit of we het hiermee eens zijn. Het is zeker dat het niet op het vasteland van Australië lijkt, er is veel meer groen en veel meer bergen dan in de rest van Australië, maar het is ook weer niet precies hetzelfde als Nieuw-Zeeland.

Op de dag van onze vlucht deden we lekker rustig aan met inpakken, totdat Wietske een herinnering op haar telefoon kreeg dat de vlucht om 14:40, over 2 uur, ging. De paniek sloeg meteen toe, want wij waren in de veronderstelling dat onze vlucht pas om 16:40 ging! Hartstikke dom, de vlucht was niet vervroegd of iets anders, maar wij zaten op de een of andere manier gewoon met die tijd in ons hoofd. Het was nog zo’n 20 minuten om met de tram naar het treinstation te komen, en vanaf daar nog 25 minuten met de bus. Een aardige man in de bus leende ons zijn telefoon om naar de vliegtuigmaatschappij te bellen (want onze eigen Australische telefoon was leeg), en hielp ons om alvast online in te checken. Eenmaal aangekomen op het station ging de bus om 13:30, het was 25 minuten rijden en de check-in ging dicht om 13:55. De vrouw aan de telefoon had gezegd dat we er voor die tijd moesten zijn, anders mochten we niet meer mee. Wij zaten dus ontzettend gestrest in de bus en hadden niet veel hoop meer dat we het nog zouden halen. Eenmaal op het vliegtuig was de check-in van onze maatschappij natuurlijk helemaal achteraan, en na een enorme eindsprint waren we er precies om 13:55!

Op onze eerste dag in Tasmanië gingen meteen we lekker actief doen. Hobart ligt aan de voet van Mount Wellington, een berg van 1271 meter hoog, en op donderdag ging er vanuit het hostel waarin we verbleven een gratis shuttlebus naar de top van de berg. Vanaf daar zijn we met een groep uit het hostel via een wandelpad van 12 kilometer weer teruggelopen naar het hostel. De volgende twee dagen in Hobart hebben we lekker rustig aan gedaan, en op ons gemakje de stad verkend.

Op zondag 5 juni moesten we vroeg opstaan. Om kwart over 7 werden we met een busje opgehaald voor een tour van 5 dagen, waarmee we over het hele eiland zouden rijden om de mooiste plekjes van Tasmanië te bezoeken. In de eerste drie dagen zijn de via de westkust naar het noorden gereden, en in de laatste twee dagen zijn we via de oostkust weer teruggereden naar Hobart in het zuiden.  Tasmanië bestaat voor 45% uit nationale parken, dus er was genoeg te zien. Op de eerste dag zijn we naar Mount Field National Park gereden, ongeveer 100 kilometer van Hobart af. Daar zijn we door het regenwoud naar Russel Falls gelopen, een prachtige waterval. Toen we weg wilden rijden om naar de volgende locatie te gaan, brak er iets af van de as van de bus, waardoor we 2 uur moesten wachten totdat er een vervangende bus werd gebracht. Na Mount Field National Park zijn we naar Lake St Clair gereden, en daarna naar een rivier waar het water zo schoon was dat je eruit kon drinken. De volgende dag hebben we een wandeling van 3 uur gedaan naar Montezuma Falls, de hoogste waterval van Tasmanië. Daarna zijn we naar een enorme zandvlakte aan de zee gereden. Op de derde dag gingen we naar Cradle Mountain, hier hebben we een wandeling van 3 uur gedaan rondom het meer dat aan de voet van de berg ligt. Het was nog maar de vraag of het zou gaan lukken om ’s avonds de stad Launceston te bereiken. In de dagen dat wij in Tasmanië waren, was namelijk net een cycloon geweest, die had gezorgd voor de grootste overstromingen in 40 jaar. Alle wegen naar Launceston waren de avond voordat we daarheen gingen overstroomd, maar gelukkig was de volgende dag één van de wegen weer berijdbaar. Op de vierde dag van de tour zijn we eerst naar de Cataract Gorge gegaan. Hier zouden we een wandeling doen, maar het was helemaal overstroomd. Een local liet ons een foto zien van hoe het er uit hoorde te zien. Eigenlijk was er maar een heel klein riviertje met een grasveld en een zwembad, maar dat was nu nergens te bekennen. Het was alleen maar ontzettend snel stromend water waarin hele bomen dreven! Daarna zijn we naar de Bay of Fires geweest, een strand van 50 kilometer lang, waar de rotsen oranje gekleurd zijn door algen.

De laatste dag van de tour was Marits verjaardag! Tijdens het ontbijt hebben we haar verrast met taart en ballonnen. Daarna zijn we naar Freycinet National Park geweest, waar we een wandeling zouden doen naar Wineglass Bay. Dit strand heet zo door de ronde vorm van de baai, en tijdens de jacht op walvissen leek het op een halfvol glas rode wijn doordat het bloed het water rood kleurde. We hadden nog geen 100 meter gelopen toen er ineens een baby wallaby (kleinere versie van de kangoeroe) op het pad zat! Hij was helemaal niet schuw, waarschijnlijk gewend aan alle toeristen, dus we konden uitgebreid met hem op de foto en selfies maken. We zijn eerst naar een uitzichtpunt bovenop de berg gelopen, en daarna naar beneden naar het strand. Daar zagen we op het strand lagen allemaal dode bluebottle jellyfish (dodelijke kwallen) en zagen we in de stromende regen dolfijnen in de zee zwemmen! Na Wineglass Bay gingen we naar de Bonorong Wildlife Sanctuary, vlakbij Hobart. Iemand van de Sanctuary liet ons super lieve wombats zien, en Tasmaanse Duivels. De Tasmaanse Duivels zijn roofdieren en lijken heel eng, maar ze zijn eigenlijk heel schattig: ze zijn half blind en kunnen niet normaal lopen, maar alleen maar waggelen. Daarna gingen we naar een gedeelte waar meer dan 80 kangoeroes rondliepen! We hadden bij de ingang van het park een zakje voer gekregen en mochten ze dus eten geven en aaien. ’s Avonds zijn we met een paar mensen van de tour gezellig uit eten geweest om de week af te sluiten!

Op dit moment zitten we in de vertrekhal van het vliegveld in Hobart, en over een uurtje vliegen we terug naar Melbourne op het vasteland van Australië. Hier zijn we een paar dagen en dan trekken we via de zuidkust verder naar Adelaide, dus hopelijk horen jullie snel hoe dat is geweest!

Foto’s