Het wilde westen

10 juli 2016 - Adelaide, Australië

In de eerste paar maanden van onze reis hebben jullie kunnen lezen hoe we langs de oostkust van Australië gereisd, voordat we voor drie weken naar Nieuw-Zeeland vlogen en onze reis in Australië voortzetten in Sydney. De afgelopen maand was het tijd om de zuidkust en de westkust van dit enorme land te ontdekken.

Op 10 juni vlogen we van Hobart in Tasmanië terug naar Melbourne op het vasteland. Daar namen we afscheid van onze vrienden Katie en Peter, die we tijdens de tour in Tasmanië hadden ontmoet. De Airbnb die we hadden geboekt was nog eens 40 minuten reizen in een overvolle tram met Aussie Rules Football supporters (er was net een wedstrijd geweest die avond), en toen we eenmaal bij het huis waren, deed er niemand open. We hebben minstens een kwartier aan lopen bellen en op de ramen gebonkt, al helemaal in paniek dat we buiten moesten gaan slapen, toen er eindelijk een lichtje aanging. We hadden nog 2 dagen in Melbourne, waarin we naar het strand bij St. Kilda zijn geweest en bij zonsondergang hele schattige kleine pinguïns zagen, en we nog wat hebben rondgelopen door de stad.

Op maandag 13 juni hadden we een dag tour naar Philip Island, een eilandje dat iets meer dan 100 kilometer onder Melbourne ligt. We bezochten een Wildlife Sanctuary met super veel Australische dieren, een koala park, en een traditionele boerderij waar gedemonstreerd werd hoe schaaphonden werden getraind en een schaap voor onze neus werd geschoren. Als laatste gingen we naar het uiterste puntje van het eiland, waar iedere avond bij zonsondergang pinguïns uit de zee komen en de duinen in waggelen voor de nacht. Het duurde even voordat ze tevoorschijn kwamen, maar na de eerste paar pinguïns kwam er om de paar minuten een nieuwe groep uit de zee, super lief!

De volgende ochtend namen we in alle vroegte afscheid van Melbourne. We gingen op een driedaagse tour via de Great Ocean Road naar Adelaide, een roadtrip van zo’n 1000 kilometer. Een Brits meisje dat we de vorige dag op de Philip Island tour hadden ontmoet, was ook bij deze tour, en een paar dagen later ook bij de tweedaagse Kangaroo Island tour in Adelaide, super toevallig! Via de prachtige Great Ocean Road reden we op de eerste dag ruim 300 kilometer van Melbourne naar Port Campbell. Onderweg zijn we natuurlijk even gestopt bij het beroemdste gedeelte van de Great Ocean Road: de Twelve Apostles. Dit zijn acht rotsformaties van kalksteen die midden in de zee staan naast de kust, sommige bijna 50 meter hoog. Ooit waren ze verbonden met het vasteland, maar door erosie zijn ze losgeraakt van de kust. Het heet de Twelve Apostles, maar er waren er nooit meer dan negen (in 2005 is er één ingestort), maar dit is natuurlijk een naam die meer toeristen trekt dan ‘Nine Apostles’. Het was heel indrukwekkend om te zien, alleen een beetje lastig om foto’s te maken omdat er zo veel toeristen (lees: Aziaten) waren. We zijn nog naar een aantal andere rotsformaties langs de Great Ocean Road geweest, waar gelukkig al een stuk minder toeristen waren.

De volgende dag lieten we de Great Ocean Road achter ons en reden we naar de Grampians, een groot nationaal park in het binnenland van de deelstaat Victoria. We hebben ’s ochtends eerst een strandwandeling gemaakt en zijn daarna in het nationaal park naar een uitzichtpunt geweest en naar een cultureel Aboriginal centrum, waar we uitleg over traditionele wapens kregen, de didgeridoo mochten bespelen (moeilijk!) en we heel veel wilde kangoeroes zagen. Op de laatste dag zijn we in de stromende regen naar een waterval geweest en moesten we afscheid nemen van het deel van de groep dat terug ging naar Melbourne. Helaas kregen we onderweg naar de bus naar Adelaide een klapband, en bleek de reserveband ook plat te zijn. Het leek er dus even op dat we onze bus niet gingen halen, maar gelukkig kon iemand ons ophalen en naar de bus brengen. ’s Avonds laat waren we dan eindelijk in Adelaide.

Op onze eerste dag in Adelaide hebben we niet zo heel veel uitgevoerd, alleen in bed gelegen en Marit heeft wat aan school gewerkt. De volgende dag werden we in alle vroegte opgehaald bij ons hostel voor een tweedaagse tour naar Kangaroo Island (ja, zo heet het serieus, Australiërs zijn niet zo heel erg creatief met namen). Het was meer dan 200 kilometer rijden, en daarna nog een uur met de veerboot, voordat we eindelijk op het eiland waren. We bezochten een aantal stranden en een winkel waar ze zeepjes en snoep en nog veel meer van eucalyptus maken. We maakten een wandeling door de duinen en over het strand waar tientallen zeeleeuwen lagen te chillen in het zand. Vervolgens gingen we naar de Remarkable Rocks, een groep rotsen die op de rand van een klif lijken te balanceren. Door erosie zijn ze in allerlei verschillende bijzondere vormen gesleten, het leek wel moderne kunst. We zijn met gevaar voor eigen leven op een paar rotsen geklommen, totdat het keihard begon te regenen. We bezochten de Admirals Arch, waar we op een rots midden in de zee en op het vasteland zelf honderden zeerobben zagen. We sloten de dag natuurlijk af met een traditionele Australische barbecue en werden tijdens het kampvuur opgeschrikt door een possum die de keuken in was geglipt.

Op de tweede dag zijn we door een park gelopen en hebben we een stuk of 20 koala’s in de bomen gespot. Eentje was zelfs heel actief, hij klom eerst van de ene tak naar de andere en daarna van de ene boom naar de andere! Meestal voeren koala’s niks uit als je ze ziet, want ze slapen 20 uur per dag en de rest van de tijd eten ze, dus het was best bijzonder om zo’n actieve koala te zien! We bezochten nog een paar stranden en gingen ’s middags sandboarden in de duinen, en daarna was het alweer tijd om terug te gaan naar Adelaide.

De twee dagen die we daar hadden hebben we weer eens niet zo heel veel gedaan. We hebben een beetje door de stad geslenterd, Marit is nog naar de universiteit geweest om een probleem met haar laptop te fixen en heeft aan school gewerkt. Veel mensen hebben ons in de afgelopen maanden al verteld dat in Adelaide niet zo heel veel te doen is. Hier kwamen wij tijdens onze tijd hier ook achter, maar het was wel lekker om een keertje rustig aan te doen en bij te komen van al onze avonturen.

Op 22 juni bracht iemand van het hostel ons naar het vliegveld en vlogen we naar Perth, 2700 kilometer verderop in de deelstaat Western Australia. Perth heeft zo’n 2 miljoen inwoners en ligt helemaal aan de westkust van Australië, en is na Honolulu in Hawaï de meest geïsoleerde grote stad ter wereld. De dichtstbijzijnde Australische stad is Adelaide, en het ligt dichterbij Jakarta (3000 kilometer) dan Sydney (3300 kilometer). Onze vriend Simeon, die we tijdens de tour op Tasmanië hebben ontmoet, woont in een buitenwijk van Perth en we mochten zo lang als we wilden bij hem verblijven, helemaal gratis en voor niets. Katie en Peter waren er toevallig precies toen wij er ook waren, dus we waren weer met z’n vijven herenigd!

De eerste dag in Perth hebben we de hele dag Netflix gekeken op Simeons plasmatelevisies. De volgende dag gingen we met Peter en Katie naar Fremantle, een havenstadje. Hier zijn we naar de markt geweest en naar de oude gevangenis, en moesten we prikken halen voor onze reis naar Bali. Omdat we pas in Australië hebben bedacht om aan het einde van onze reis naar Bali te gaan, waren we niet ingeënt, maar nu kunnen we er iets veiliger naartoe!

De volgende dag hielden we met z’n vieren een Netflix-en-pyjamadagje. Op zondag stonden we vroeg op. Ons plan was om met z’n vieren naar Rottnest Island, een eilandje vlak voor de kust van Perth te gaan. Helaas werd er net die dag aan het spoor gewerkt, en reed er een vervangende bus naar Fremantle, die veel slomer was dan de trein, waardoor we de veerboot misten. Uiteindelijk bleek dat in ons voordeel te werken, want toen we op dinsdag het wel voor elkaar kregen om naar Rottnest Island te gaan, konden we erheen voor de helft van de prijs! We hebben wat door Fremantle gelopen en zijn naar het Winter Festival geweest. Het is hier momenteel hartje winter, maar de meeste dagen voelt het als een warme lentedag in Nederland. Het is dus nogal gek om mensen met mutsen en handschoenen op nepijs te zien schaatsen terwijl het buiten 20 graden is. Daarna zijn we naar de stad geweest, waar Wietskes GoPro uit haar handen glipte en in het water viel toen ze vanaf een brug een foto wilde maken. Het zit ons ook nooit mee… We hebben wel meteen een nieuwe gekocht (het was onmogelijk om de oude nog terug te krijgen), want we moeten ons avontuur natuurlijk wel vast blijven leggen!

Op maandag hielden we weer een pyjamadagje en Marit leverde haar laatste verslagen voor school in. De volgende dag namen we een tweede poging om naar Rottnest Island te gaan. Het ging meteen alweer mis: er stond een enorme rij bij de kaartjesmachine, en Peter stond al in de trein, terwijl de deuren net voor Katie en ons tweeën dichtging. We waren heel erg bang dat Peter was vergeten dat we er één station eerder dan normaal uit moesten, maar gelukkig had hij het onthouden en waren we weer herenigd. De veerboot bracht ons in een half uurtje naar de Rottnest Island, waar het meteen keihard begon te regenen toen we van de boot af stapten. Iedere dag dat we in Perth waren, was het stralend weer, behalve op de dag dat we echt iets uit gingen voeren, super fijn… We haalden onze fietsen op (Rottnest Island is autovrij) en reden in iets van 6 uur het eiland rond, een route van ruim 22 kilometer, onderweg stoppend bij de mooiste plekjes. Het eiland was ondanks de regen en de sterke wind prachtig, maar de echte reden dat we naar Rottnest Island (of Rotto, zoals de locals het eiland noemen) kwamen, waren natuurlijk de quokka’s. Dit zijn super schattige diertjes van zo’n 50 centimeter groot, en zijn familie van de kangoeroe en wallaby. Ze worden ‘the happiest animal on the planet’ genoemd, omdat het lijkt alsof ze altijd lachen. Het eiland is in 1696 door onze landgenoot Willem de Vlamingh ontdekt en hij vernoemde het naar de quokka’s. Hij dacht namelijk dat het grote ratten waren, en noemde het “Rotte nest”, wat van “rattennest” komt, en later is verbasterd naar Rottnest. Ze komen bijna niet op het vasteland voor, maar op het eiland zie je ze overal, omdat ze daar geen natuurlijke vijanden hebben en ze absoluut niet bang zijn voor mensen. Zeker in het enige plaatsje op het eiland lopen er honderden rond, binnen en buiten de winkels, waarschijnlijk omdat ze weten dat daar eten valt te halen.

De volgende ochtend moesten we alweer afscheid nemen van Katie en Peter, zij begonnen die dag aan hun roadtrip langs de westkust richting Darwin. Wij zijn nog even naar de stad geweest en hebben de dag daarna een brownie gemaakt, maar verder niet zo heel veel meer gedaan. Op vrijdag 1 juli stonden we super vroeg op. We gingen naar de stad, waar we opgehaald werden voor een 4-daagse tour langs de westkust van Australië naar Monkey Mia en terug, zo’n 900 kilometer van Perth af. De eerste dag bestond vooral uit 600 kilometer rijden naar het kustplaatsje Kalbarri. We aten lunch op een super mooi strand in Jurien Bay en bezochten de Pinnacles Desert. Dit is een enorme groep van duizenden kalkstenen formaties in de duinen. Het is onbekend hoe deze zijn gevormd, ze komen langs de westkust van Australië wel vaker voor, maar nooit in zulke grote getalen. Die avond besloten we om in plaats van de 4-daagse tour naar Monkey Mia, de 7-daagse tour naar Exmouth (1300 kilometer van Perth) te doen. We hadden genoeg tijd over voordat we terug moesten vliegen naar Adelaide, en besteedden die tijd liever op alle mooie plekken waar de tour heenging dan in Perth.

De volgende dag moesten we weer op tijd ons bedje uit, en liepen we tijdens de zonsopgang door het Kalbarri National Park. Hier gingen we eerst abseilen van een 25 meter hoge klif en daarna naar Nature’s Window, een natuurlijke boog van steen, die een soort ‘raam’ vormt waar je in kan zitten en doorheen kan kijken. Onderweg naar Monkey Mia zijn we nog gestopt bij de stromatolites, een groep rotsen in ondiep water, die over de loop van de afgelopen 3,5 miljard zijn gevormd door bacteriën en worden beschouwd als een van de oudste vormen van leven op aarde. We hebben nog gezwommen in de Indische Oceaan en de zonsondergang gekeken bij Monkey Mia.

Op 3 juli stonden we op voor de zonsopgang, waar we in de zee dolfijnen, pelikanen en een schildpad zagen. Een half uurtje later waren we terug op het strand, want iedere ochtend komen hier wilde dolfijnen naar het strand, die dan door toeristen mogen worden gevoerd. Dat is eigenlijk de enige reden dat Monkey Mia bestaat, het is niet eens een stadje, alleen een resort waar toeristen voor de dolfijnen op af komen. Er kwamen een stuk of 4 dolfijnen opdagen, die op nog geen meter afstand van ons langs zwommen. Helaas werd niemand van onze groep uitgekozen om de dolfijnen te voeren, maar het was wel heel gaaf om mee te maken. We reden naar het stadje Denham aan de andere kant van het schiereiland waar Monkey Mia op ligt, daarna nog langs een uitzichtpunt en toen was het tijd om afscheid te nemen van twee leden van onze groep, die de 4-daagse tour deden en door een andere groep werden opgehaald om terug te gaan naar Perth. Wij reden door naar Coral Bay.

Op dag 4 van de tour stonden we vroeg op en gingen we met z’n tweeën op pad. De dag was vrij te besteden en als enigen van de groep hadden we een tour geboekt om te gaan snorkelen met mantarays! De rest van de groep ging alleen snorkelen, maar wij lieten de kans niet voorbijgaan om deze prachtige beesten te zien. De auto die ons naar de boot moest brengen, was kapot, dus moesten ze een andere regelen, maar uiteindelijk waren we onderweg naar het Ningaloo Reef, een koraalrif van 260 kilometer lang. Niet zo groot en bekend als het Great Barrier Reef (dat is ruim 2600 kilometer lang), maar minstens zo mooi. Tijdens onze eerste snorkeltocht zwommen we over het rif en zagen we tientallen reef sharks, die zijn gelukkig helemaal niet gevaarlijk en heel gaaf om te zien. Toen we weer op de boot zaten, zwom er een tijgerhaai en een zeekoe langs de boot, en later hoorden we van het vliegtuig dat de mantarays moest spotten dat er ook een walvis langs zwom. De walvis kwam nog even boven water, van de tijgerhaai en de zeekoe zagen we helaas alleen de schaduw in het water. Tijdens de lunch zwommen er een aantal dolfijnen langs de boot en ook hebben we schildpadden gezien. Toen er een mantaray gespot was, werd de boot opgedeeld in 3 groepen. Wij zaten in de eerste groep, dus wij mochten als eerste met de mantaray zwemmen! Het was een ontzettend gave ervaring, een platte pannenkoek van ruim 4 meter breed die rustig door het water zwemt en zich niks van ons aantrok. Eerst bleef ze vrij dicht bij de bodem, maar toen we terug moesten naar de boot, draaide ze zich ineens om en zwom ze vlak onder ons door! Tijdens de tweede keer dat we met de mantaray mochten zwemmen, kwam er ineens een enorme bruine straal uit haar. Niet heel erg fris, maar niet veel mensen kunnen zeggen dat ze zijn ondergepoept door een mantaray! Na een laatste snorkeltocht bij het koraalrif gingen we terug naar het vasteland en reden we door naar Exmouth.

De volgende dag konden we tot 9 uur uitslapen, erg fijn na al die dagen dat we om 5 uur ’s ochtends op moesten staan. We bezochten het stadje, wat helemaal niks voorstelde, en reden naar Cape Range National Park, waar we een wandeling maakten in een kloof. Wietske en een ander meisje uit de groep namen nog een duik in de zee, iedereen verklaarde ons voor gek maar het was heerlijk, ondanks dat het hartje winter is. Toen we eindelijk weer even Wifi hadden kreeg Marit een bericht over dat ze haar minor had gehaald! Nu heeft ze dus officieel vakantie. Die avond spraken we met Katie en Peter af, we hadden op Facebook gezien dat ze toevallig ook in Exmouth waren, dus konden we weer even bijkletsen.

Dag 6 van de tour bestond vooral uit heel veel rijden, 800 kilometer lang van Exmouth terug naar Kalbarri. We zijn over de Steenbokskeerkring gereden, hebben een ijsje gegeten, en hebben ’s avonds naar de zonsondergang gekeken in Kalbarri, maar verder was deze dag niet zo heel bijzonder. Op de laatste dag van de tour reden we terug naar Perth. Onderweg stopten we bij een Wildlife Park, waar alleen dieren zijn die uit het wild zijn gered, en later weer worden vrijgelaten. Hier mochten we de lama’s, kameel, struisvogels, kangoeroes, schapen en geiten voeren. Daarnaast was er een papegaai waarmee je een gesprek kon voeren, dingo’s, krokodillen en heel veel reptielen. We mochten een baby kangoeroe (of ‘joey’, zoals dat hier heet) van nog geen jaar oud vasthouden, super lief en zo schattig! In de middag gingen we sandboarden in de duinen en ’s avonds zijn we met een aantal meiden uit de groep uit eten geweest.

Op vrijdag 8 juli hadden we met diezelfde meiden afgesproken bij de Fremantle Markets om te gaan lunchen en daarna zijn we naar de stad geweest. Gisteren hadden we afgesproken om te gaan lunchen in de stad met een meisje uit de groep, die 10 minuten later na onze vlucht terug naar Adelaide ook een vlucht had. Onze vlucht had vertraging doordat het heel erg slecht weer was, en toen we om kwart voor 12 ’s avonds aankwamen bij het hostel, deed er niemand open. Gelukkig liep er net iemand naar buiten en konden we de eigenaren wakker maken om onze sleutels te geven.

Vandaag hebben we campingspullen gekocht (we gaan kamperen, jaja), en morgen vertrekken we met de bus richting Alice Springs in het hart van Australië, om onze laatste paar weken in de outback door te brengen, en over precies een maand zijn we alweer in Nederland!

Foto’s